Vorige maand werd Willem van Hanegem, ook bekend als ‘De Kromme’ 75 jaar. Als voetballer, trainer en als ‘spreker’ een absolute held van mij. Er zijn weinig mensen die met zo weinig woorden zoveel kunnen zeggen als hij. Zelf heb ik de ‘Sprekerskromme’ gevonden. En daar gaat deze blogpost over.
Tijdens presentatietrainingen begin ik vaak met de vraag wie het spreken voor een groep spannend vindt. Doorgaans gaat dan zo’n 80% van de handen de lucht in. Niet zo vreemd. ‘Spreken in het openbaar’ heeft over het algemeen een koppositie in de lijstjes van ‘grootste angsten’ van mensen. Sommige mensen zijn zelfs minder bang voor de dood, dan voor het spreken in het openbaar! Dat bekent dat ze tijdens begrafenis liever in de kist liggen dan er als nabestaande voor de kist staan om een lief woordje te doen over de overledene!
Wanneer ik dan de vervolgvraag stel wat het spreken voor een groep nou zo spannend maakt dan is het eerste en meest gehoorde antwoord; ‘de omvang van het publiek’. Dit is een typisch ‘Systeem I’ antwoord; een antwoord gegeven op basis van cognitieve gemakszucht – je roept het eerste wat in je opkomt maar het klopt rationeel niet helemaal.
Om daar wat verder op in te gaan ga ik dan over tot een klein marktonderzoekje waarbij ik iedere deelnemer vraag om 2 streepjes te zetten bij de omvang van het publiek die hem/haar het meeste spanning bezorgt…het mogen 2 streepjes in hetzelfde vakje zijn.
Omvang publiek | Spanningsniveau |
Minder dan 2 | |
2 tot 5 | |
5 tot 20 | |
20 tot 50 | |
Meer dan 50 |
Sprekerskromme
Uit dit lijstje komt dan (niet verrassend) vaak de volgende sprekerskomme naar voren (gekanteld voor de goede waarnemer..) waarbij de spanning inderdaad toeneemt naarmate de omvang van het publiek groeit.
Tot zover lijkt dit logisch…maar bij sommige groepen ziet de sprekerskromme er iets anders uit, namelijk een kromme waarbij de piek-spanning er is bij een publiek van gemiddelde omvang.
Hoewel ik best durf te zeggen dat mijn marktonderzoek geen enkele significantie heeft is het wel een goede manier om mensen betrokken te krijgen bij het onderwerp en het gesprek te verdiepen. Met name door in te gaan op de mensen die juist benedengemiddeld aantal hebben ingevuld én om de Systeem 2-denkers (deelnemers die tijdens het loopje naar de flip-over even over de vraag nagedacht hebben) uit de tent te lokken.
Size doesn’t (always) matter
Want vervolgens krijg je altijd een levendige discussie over andere elementen die de spanning bepalen. Bij deze een greep uit de meest genoemde elementen.
1: De mate van expertise van het publiek; Ik heb me wel eens voorbereid op een presentatie voor – wat mijn contactpersoon bestempelde als – ‘een groepje oude mannen uit de communicatie die geïnspireerd willen worden’. Ze hadden een diner waarbij ik een van de sprekers zou zijn. Met mijn hippe digitale achtergrond dacht ik dat dat wel goed zou komen. Bij aankomst liep ik langs de (nog) lege tafels en zag alle namen op de kaartjes van de tafelsetting. Dat bleken dus niet zomaar ‘oude mannen’ maar de absolute top van de reclame- en communicatiewereld in Nederland waaronder een flink aantal van mijn persoonlijke vak-helden. Mijn spanningsniveau steeg direct tot grote hoogte en ik kreeg tijdens het diner nauwelijks een hap door mijn keel. Dat brengt mij bij punt 2.
2: (Te weinig) voorbereiding; Ik had me natuurlijk beter moeten voorbereiden. Niet alleen op mijn presentatie maar ook op de setting en het publiek. Een goede voorbereiding zorgt voor aanmerkelijk minder spanning. Dat betekent dat je bewust bezig moet zijn met de juiste opbouw van je verhaal. Wat wil je meegeven? En hoe kun je dat het beste bereiken? Hoe zorg je voor een terugkerende spanningsboog? Welke woorden kies je? Hoe beweeg je over het podium? Neem de tijd om te oefenen, bij te slijpen, en weer te oefenen. Maar ook; wie zit er in de zaal? Wat weet ik van die mensen? Waar kan ik op inspelen? Al deze vragen beantwoorden kost tijd, voorbereidingstijd, zeker als je het goed wilt doen!
3: Discussie en interactie; Deze komt vaak voor bij mensen die het spannend vinden om voor kleine groepen te spreken omdat je zo dicht bij je publiek staat of zit dat je de mensen écht kunt zien! Dat betekent dat je als spreker ook kunt zien wanneer mensen zich ergeren of vervelen. Wanneer ze hun telefoon uit hun broekzak pakken…of gapen….Wat moet je dan doen?! En wat als het publiek gaat reageren of vragen gaat stellen? Typisch dingen die eerder gebeuren bij kleine groepen. En omdat je dat als spreker niet onder controle hebt vinden veel mensen dat spannend! Sommige sprekers kiezen er dan voor om maar in hoog tempo hun verhaal af te ratelen zodat ze niet onderbroken kunnen worden…..maar dat leidt dan juist weer vaak tot verveling en ergernis bij je publiek…. Zo kan een kleine groep dus als moeilijker en spannender gepercipeerd worden dan een hele grote groep.
Begin klein
Dat de meeste mensen nog altijd de meeste spanning zullen voelen voor het spreken voor een grote groep is logisch. Het komt immers niet heel vaak voor. En daar zit ook de ironie van het effectief spreken. We besteden relatief veel meer aandacht en voelen meer spanning bij presentaties voor grote groepen dan voor kleine groepen. Maar in de praktijk staan we veel vaker voor kleine groepen dan voor grote groepen te praten.
Juist bij de vele kleine presentatie momenten is het meeste winst te behalen wanneer je leert effectief te presenteren. Dat zijn de momenten om je presentatie-vaardigheden te oefenen én om je doelen te bereiken. Je praat immers alletijd met een doel. Of, zoals een trainer mij ooit heeft geleerd:
Praat alleen als je de stilte kunt verbeteren.
Wil je ook effectiever en doelgerichter presenteren? Met meer zelfvertrouwen het podium op? Neem gerust eens contact op.
Geef een reactie